In 1832 ontdekte de Franse chemicus Michel Eugène Chevreul voor het eerst creatine in skeletspieren, wat later "Creatine" werd genoemd, naar het Griekse woord "Kreas" (vlees). Creatine wordt voornamelijk opgeslagen in spierweefsel, wat spiervermoeidheid en -spanning kan verminderen, de spierelasticiteit kan verbeteren, spieren sterker kan maken, de eiwitsynthese in het menselijk lichaam kan versnellen, cholesterol, bloedlipiden en bloedsuikerspiegel kan verlagen, veroudering kan vertragen en een rol kan spelen bij een hoge energiebehoefte. Door creatine aan te vullen, kan het menselijk lichaam de creatinereserves verhogen, de fosfocreatinespiegels in de spieren verbeteren en de prestaties bij korte, intensieve trainingen verbeteren.